5. Claude Vivier: vibraties van de eeuwigheid

 

Claude

Claude Vivier, geborgen in1948 in Montreal, Canada en gestorven in Parijs in 1983. Zijn ouders zijn onbekend. Hij werd geadopteerd op drie jarige leeftijd door arme Frans-Canadese ouders. Toen hij dertien jaar was ging hij naar een internaat van de Broeders Maristen, waar jongens voorbereid werden op het priesterschap.Tijdens het noviciaat werd hem verzocht zijn kloostertraining te beëindigen. De religieuze aspiraties van Vivier werden echter overschaduwd door de liefde voor moderne poëzie en muziek. Hij bleef een diep religieus mens die zich regelmatig voor enige tijd in een klooster voor retraites terug zou trekken. Hij ging naar het conservatorium in Montréal. In 1971 vertrok hij voor een drie jarige studie naar Europa, eerst aan het Instituut voor Sonologie te Utrecht en daarna in Keulen bij  Karlheinz Stockhausen, die van grote invloed werd op zijn composities. In 1976 ondernam hij een grote reis naar Bali en Japan. Vanaf 1982 verbleef Vivier in Parijs. In het jaar daarop werd hij vermoord door een jonge Parijzenaar, misschien een minnaar, mogelijk een escort.

In vrij korte tijd heeft hij veel gecomponeerd: waaronder  het prachtige 'Lonely Child'; 'Lettura di Dante', 'Kopernicus', een opera; een onvoltooide 'opera fleuve onder de titel 'Rêves d'un Marco Polo';'Wo bist du Licht' en zijn laatste werk 'Glaubst du an die Unsterblichkeit der Seele', dat een voorbode van zijn dood lijkt te bevatten. Dit zegt Claude Vivier over de oorsprong van zijn muziek:

De interval tussen een moment van het verleden en een moment van de toekomst, als dit bestaat, zou het eeuwige zijn en het is dit eeuwige dat muziek doet vibreren. De onmogelijkheid in deze interval volledig te leven, die de menselijke wezens werpt in een soort zwart gat van bewustzijn, creëerde  muziek; het wanhopige verlangen van de man en de vrouw, die deze verbazingwekkende contradictie onder hun huid leven, schiep deze vibraties van eeuwigheid, deze tunnels naar het tijdloze geplaatst in historische tijd, deze magische geschriften die het complexe canvas  van tijd van menselijke wezens markeren, deze tekenen die onze wanhoop verbergen.

In deze verfijnde sfeer en op veelvoudige niveaus bezet muziek deze ruimte, verboden voor analytische speculaties, de interval tussen acceptatie en negatie, tussen liefde en dood, een plaats zo aanwezig in de menselijke geest die de Grieken noemde het Archeron*. Een hopeloos Acheron dat eeuwig het continuüm van ruimte-tijd breekt en wat muziek heet, is wat anderen verlangen noemen.

*Acheron is een van de rivieren van de oude Griekse onderwereld.  De naam van de rivier is afgeleid van het Griekse woord achos, dat "smart" betekent. De rivier vormde de grens van de onderwereld zoals de Grieken die zich voorstelden. Over deze rivier moesten de schimmen van de doden gebracht worden door Charon, de veerman. Het water van de Acheron is slijkerig, zwart, troebel en bitter, net zoals dat van de Styx.

(uit: Bob Gilmore, Claude Vivier, A composer’s life, University of Rochester Press, 2014, p.205 //189vv)

 

Liedtekst

Bel enfant de la lumière dors, dors, dors, toujours dors.
Les rêves viendront, les douces fées viendront danser avec toi.
Merveille, les fées et les elfes te fêteront, la farandole joyeuse t'enivrera.
Ami.
Dors, mon enfant, ouvrez-vous portes de diamant, palais sompteux,
mon enfant, les hirondelles guideront tes pas.
Kuré nouyazo na-oudè waki nannoni eudou-a.
Dors, mon enfant.
Dadodi yo rrr-zu-i yo a-e-i dage dage da è-i-ou dage dage ou-a-è dagè dadoudè dagè dagè dagè
na-ou-è ka jadè-do yanousè mayo rès tè de-i-a wè nanoni nowi i-è ka.
Les étoiles font des bonds prodigieux dans l'espace, temps, dimensions zébréés de couleurs.
Les temps en paraboles discutent de Merlin, les magiciens merveilleux embrassent le soleil d'or,
les acrobates touchent du nez les étoiles pas trop sages, les jardins font rêver aux moines mauves.
Reves d'enfant, donnez-moi la main et allons voir la fée Carabosse, son palais de jade sis au millieu des
morceaux de rêves oubliés déjà flotte éternellement.
Oh reine des aubes bleues donne-moi s'il te plaît l'éternité.
Oh Reine.
Koré noy Tazio.
Koré kore Tazio Tazio Tazio.
Koré noy na-ou yasin kè.
L'heliante douce dirige vers les étoiles l'énergie sublime, Tazio, la langue des fées, tu la parleras
et tu verras l'amour, Tazio, tendrement tes yeux verts, puiseront dans les lambeaux de contes
surannés pour en créer un vrai le tien, Tazio, donne-moi la main, Tazio, Tazio, et l'espoir
du temps, du temps.
Hors temps apparaît mon enfant, les étoiles au ciel brillent pour
toi, Tazio, et t'aiment éternellement.