De madonna en het piemeltje van het kindje Jezus

In een geruchtmakend, baanbrekend boek ‘The sexuality of Christ in Renaissance and in modern oblivion’ beschreef de kunsthistoricus Leo Steinberg hoe renaissance schilders onverbloemd de aandacht vestigden op het geslacht van het kind Jezus. Zij wisten te verbeelden wat de theologen niet konden verwoorden: God werd volledig mens. God werd geheel en al mens, opdat de mens goddelijk zou worden.

De eerste noodzaak [voor het schrijven van dit boek] is om een lang onderdrukt feit toe te geven: dat de Renaissance kunst, zowel ten noorden als ten zuiden van de Alpen, een groot corpus van devotionele verbeelding heeft geproduceerd waarin de genitaliën van het Christus kind, of van de dode Christus een zodanige demonstratieve nadruk kregen, dat men een ostentatio genitalium moet erkennen, vergelijkbaar met de canonieke ostentatio vulnerum, het tonen van de wonden. In vele honderden vrome, religieuze werken, van vóór 1400 tot voorbij midden 16e eeuw, is de ostentatieve onthulling van Christus’ seks, of het aanraken, beschermen of voorstellen er van, de hoofdzaak. Dat alles is stilzwijgend voor een half millennium over het hoofd gezien. (3)

De houtsnede van Hans Baldung Grien toont het christen kind onderworpen aan genitaal onderzoek. Hoe moet deze nieuwsgierigheid begrepen worden? Zullen we er haastig aan voorbijgaan met spottende glimlachjes of het veroordelen als schandalig? Afgezien van de reactie, men voelt dat het gebaar van St. Anna, de penis van haar kleinzoon liefkozend of onderzoekend, in de Christelijke kunst een vrijheid is zonder weerga. Maar de handeling is geënsceneerd in plechtigheid en als het centrale motief van een werk dat geen enkele scabreuze bedoeling heeft. (8)

Beschouw Jan van Hemessen’s Madonna en Kind in de Prado, gedateerd 1543: De Maagd zit laag op de grond in de traditionele houding van een Madonna humilitatis, ingetogen, haar mystieke karakter als de bruid van haar zoon. De blik van het jongetje van rijpe mannelijke aanbidding stemt overeen met de rituele aanraking van haar kin, zodat zijn gehele bovenlichaam getuigt van de warmte van de hemelse Bruidegom. Toch toont de maagdelijke moeder van de God die geboren is in het vlees (Augustinus) dat vlees met de vingers van haar linkerhand, terwijl haar rechterhand de ledematen van het jongetje spreidt en daar zijn veronderstelde mannelijkheid onthult. (39)

… Laten we met een open oog kijken naar wat Ghirlandaio ons toont in zijn beroemde tondo van de Aanbidding (gedateerd 1487) in de Uffizi. In het hart van de dichtbevolkte scene knielt de oudste magiër voor de Madonna en het Kind. De rechterhand van de Maagd rust op een knie van het kind, haar andere hand tilt het dunne omhulsel op. En de oude koning buigt eerbiedig voorover om met twee zegende vingers de lendendoek aan te raken dat het kind welbewust terzijde houdt. De schilderachtige handeling, de epifanie, is de bekendmaking van de aanbidder van de liezen van het kind. Dit is volgens Ghirlandaio wat de Wijze Mannen op hun reis kregen te zien. De openbaring van de Magiërs, die op voorhand wisten dat een kind vanuit de hemel geboren was, is het bewijs ad oculos dat hij volledig was geboren met alle ledematen van een man. (65)

Kijk naar het buitengewone gezichtspunt van Maarten van Heemskerck’s de Man van Smarten met zijn testimonium fortitudinis in alle duidelijkheid; onze vraag is: is de erectie – verrijzenis vergelijking geoorloofd binnen het christelijke ethos? Een positief antwoord schijnt nu niet langer vulgair: in het beeld van Christus’ lichaam heeft van Heemskerck een metafoor beproefd van het gedode - levenschenkende vlees. Om deze gedachte te rechtvaardigen zou hij kunnen hebben gezegd of gedacht iets als dit: als Christus zijn Passie incorporeerde in het orgaan van geslacht en lust; en als in de exegetische traditie de besnijdenis op de achtste dag de Verrijzenis aankondigt, het uiteindelijke verbergen van het bederf; wat is dan de status van dat orgaan in het verrezen lichaam. Of eenvoudiger, als de waarheid van de Incarnatie werd bewezen in de sterfelijkheid van de penis, zou dan de waarheid van de Anastasis, de wederopwekking niet bewezen worden door zijn erectie? (86)

Vergelijk St.Bernardus, die de voornaamste reden voor de Incarnatie niet ziet in de noodzaak Christus’ goddelijkheid te manifesteren, maar in het tegendeel: ‘Ik denk, de hoofdreden waarom de onzichtbare God wenste zichtbaar te worden in het vlees was overduidelijk dit – dat Hij de genegenheid van vleselijke schepsels wilde terugwinnen die niet anders konden liefhebben dan in het vlees.’ Zo ook Sint Bonaventura. Evenals Bernardus speculeert de grote Franciscaan (d.1274) over de reden waarom de Incarnatie noodzakelijk was: ‘Toen de mens zondigde, verviel hij halsoverkop tot zwakheid, onwetendheid en kwaad. Hij kon niet langer goddelijke macht imiteren, goddelijk licht of liefde voor de goddelijke goedheid. De meest perfecte manier om zijn ellende te boven te komen, was dat het Eerste Principe afdaalde naar het niveau van de mens door zichzelf aan hem als een toegankelijk object van kennis, liefde en navolging aan te bieden. Mens, vleselijk, dierlijk en sensueel, kon niet kennen, niet liefhebben noch navolgen dat niet zowel proportioneel als gelijk aan hem was. Aldus, opdat de mens deze staat zou ontstijgen, is het Woord vlees geworden, opdat hij gekend, geliefd en nagevolgd zou worden door de mens die vlees was... ‘(121)

Hans Baldung Grien, De heilige familie, 1511
Hans Baldung Grien, De heilige familie, 1511
Jan van Hemessen, Madonna en kind, 1543
Jan van Hemessen, Madonna en kind, 1543
afbeedling
Domenico Ghirlandaio, Aanbidding van de Magiers, 1487, detail.
afbeelding
Maerten van Heemskerck, Man van Smarten, 1525

De genitale nadruk waartoe [mijn boek] aandacht vroeg, kwam niet plotseling. Een impuls om de Geïncarneerde bloot te tonen, verscheen c.1260, verkreeg vertrouwen en bleef onstuitbaar voor bijna drie eeuwen. In de weergave van het Kind ging de trend van naaktheid bescheiden te tonen naar volledige blootstelling, met aanvankelijk in het Trecento en de vroege 15e eeuw zonder bijzondere focus op de genitaliën. Op het einde van het Quattrocento kreeg het tonen van de penis een centrale plaats: de penis van het kind wordt niet alleen onthult, maar er wordt naar gewezen, met bloemen omkranst, gevierd. Spoedig na c.1500 wordt het zelfs aangeraakt. Ten slotte (met name in jaren 1530) deed Christus’ mannelijke lid zich gelden in een erectie – duidelijk bij de baby, verhuld bij Christus’ dood en verrijzenis. (225)

De verbanning van de penis van het lichaam van de Geïncarneerde zou een scherpe afkeuring gekregen hebben van een groot Byzantijns mysticus. Symeon de Nieuwe Theoloog (949-1022) leerde zijn leerlingen dat Christus’ alomtegenwoordigheid – verenigd met zijn mensheid, maar onverdeelbaar - noodzakelijk heel het lichaam van de man bedekte, de genitaliën niet uitgezonderd. De vijftiende van zijn 58 Hymns of Divine Love, geschreven in dialoog vorm, bevat het volgende:

Wij worden ledematen van Christus –en Christus wordt onze ledematen,
Ik beweeg mijn hand en mijn hand is de gehele Christus,

Want, vergeet dit niet, God is onverdeelbaar in zijn Goddelijkheid.
Beschuldig mij niet van godslastering, maar verwelkom deze dingen
Als jij dit wenst, zal je een lidmaat van Christus worden
En tegelijkertijd zullen al onze ledematen individueel
ledematen van Christus worden en Christus onze ledematen.
En al wat oneervol in ons is, zal Hij eervol maken.
Welnu, je herkent Christus in mijn vinger
en in dit orgaan - sidderde of bloosde je niet?
Maar God schaamde zich niet om gelijk aan jou te worden
En jij, schaam jij je om gelijk aan Hem te worden?
Nee, ik schaam me er niet voor gelijk te zijn aan Hem,
maar toen je zei, als een schaamtevol lidmaat,
‘ik ben bang een godslastering uit te spreken.’
Welnu, je bent fout om bang te zijn,
Als je je lichaam met de gehele Christus hebt bekleed,
zal je alles zonder te blozen begrijpen wat ik zeg.
Maar als je van het vlekkeloze kleed - ik spreek van Christus –
Slechts een klein gedeelte gebruikt om je ziel te bedekken,
hoe zou je niet blozen – bekleed met besmeurde gewaden?
Terwijl ik deze geweldige woorden over mijn heilige ledematen uitspreek
en met een verlichte geest al hun glorie beschouw
zonder te denken aan iets sensueels,
zie jij je eigen vlees als verontreinigd
en daarom werp je op Christus en mij je schaamte,
zeggend: ‘Bloos je niet bij deze schandelijke woorden en
vooral om daardoor Christus te kleineren voor schaamtevolle ledematen?’
Maar op mijn beurt zeg ik: ‘Zie Christus in de schoot van Zijn moeder;
stel je zelf voor in het binnenste van haar schoot en hoe Hij
naar buiten treedt en waarvandaan mijn God moest gaan om naar buiten te treden.
En hij aanvaardde dit alles voor onze heerlijkheid
Zodat niemand hoefde te blozen om Hem na te volgen….’

Tom F. Driver, hoogleraar Christelijke theologie aan het Union Theological Seminary, heeft een paper gepubliceerd onder de titel ‘Seksualiteit en Jezus’. Hij schreef: ‘Er is een gevoelige plek in wat genoemd zou kunnen worden ‘de seksuele verbeelding’ van de Kerk. Deze plek verschijnt in haar denken over Jezus en seksualiteit.. Ik veronderstel dat veel christenen woedend zullen zijn, als ik er voor kies mij over iets uit te spreken waar de Evangeliën over zwijgen. Niettemin doe ik het… want de kerkelijke leer van de menselijkheid van Christus staat op het spel. Deze leer, die de minst problematische van alle christelijke beweringen schijnt te zijn –dat Jezus een menselijk wezen was – is naar nu is aangetoond de meest lastige. Bijna elke eeuw heeft zijn eigen wijze van docetisme, wat een theologische naam is voor een zienswijze op Christus die hem tot geen echt mens van vlees en bloed maakt, maar in plaats daarvan een wezen dat weliswaar als mens verschijnt, maar in feite iets anders is. Docetisme was al vroeg veroordeeld als ketterij, maar het is nooit verdwenen. Thans wordt wel gesuggereerd dat het docetisme aarzelt met betrekking tot Jezus’ seksualiteit… Christenen zijn niet zeker over de menselijkheid van Hem die zij noemen de Ware Mens. (288)

Stephen Sapp schrijft in 1976 onder de kop ‘De seksualiteit van Jezus’:

Het is niet overdreven te zeggen dat dit waarschijnlijk voor twee duizend jaar, het grootste taboe onderwerp in het christelijk denken, met verwoestende effecten, niet alleen met betrekking tot de kerkelijke competentie constructief te denken over seksualiteit in het algemeen, maar ook met betrekking tot de geloofwaardigheid van zijn uitspraken tot een seculiere wereld. In de traditionele interpretatie van de latere kerk wordt Jezus voorgesteld als een persoon met een zwak gestel, niet emotioneel, ‘onschuldig’, celibatair, die ver boven zo iets banaals als seksuele gevoelens stond. Met zo’n beeld als ‘model’ voor het menselijke leven – ‘de meest authentieke mens’ - is het geen wonder dat de Kerk niet in staat is geweest een positieve, affirmatieve zienswijze op de menselijke seksualiteit aan te reiken. (288/289)

[In eerdere uitgave van dit boek SC] werd het erectie motief in de beelden van de postmortem Christus een ‘geaborteerd symbool’ genoemd. Toen scheen dit juist te zijn, maar nu is dit op zijn best de halve waarheid. In sociale zin was het motief waarschijnlijk een schrikbarende belediging. En dat blijft het. De meeste kunstenaars mislukte hier en slechts weinigen volgden het voorbeeld van van Heemskerck. Hoewel de Gentse Man van Smarten begon als een publiek altaarstuk, werd zijn schaamteloze vertoning van de geslachtsdelen spoedig verzacht, hoe spoedig is onbekend. En we zullen nooit weten hoeveel van dergelijke beelden vernietigd werden of aan de duivel werden toegeschreven. Wat we wel weten is dat het erectie motief van de verrezen Christus werd afgekeurd, dat het bij uitzondering overleefde en dat het nog steeds wringt. In die zin geldt het motief als een misstap van de gemeenschap, beledigend voor de opdrachtgevers, voor de volgende eigenaren, voor het grotere publiek. (325)

Voor mij scheen de ostentatio genitalium in de schilderingen niet ter sprake gebracht te zijn als mannelijk versus vrouwelijk. Ik lees de nieuwe genitale nadruk als een beeldrijke herintegratie van de seksualiteit in het ideaal menselijke, de projectie op Christus van een seksualiteit, die in Hem – in Hem als de eerste Adam vóór de zonde – bestaat zonder schuld. En omdat Christus geboren is als man, en omdat de status van het mannelijke lichaam als paradigma aciomatisch blijft voor de cultuur van de Renaissance, suggereerde ik dat de penis, gerestaureerd tot het geheiligde lichaam na eeuwen van ontkenning, duidt op het seksueel mogelijke – zonder het vrouwelijke uit te sluiten, om seks te erkennen als deelnemer in die menselijke natuur waarmee de Incarnatie in het huwelijk trad. (365)