›› Varia

Eckhart's scheppingsleer: God kookt over

 

Eckhart
Beeld van Meister Eckhart door Lothar Spurzem, 2012

 

Vandaag en morgen, op het feest van mijn heer sint-Dominicus lezen we de woorden die sint-Paulus in het epistel schrijft en die in onze taal aldus luiden: 'Spreek het woord uit en spreek het voort, breng het naar voren en doet het geboren worden' (2 Tim 4,2). Het is een wonderlijke zaak dat iets uitvloeit en toch binnen blijft. Dat het woord uitvloeit en toch binnen blijft, is heel wonderlijk. Dat alle schepselen uitvloeien en toch binnen blijven, is heel wonderlijk. Wat God gegeven heeft en wat God beloofde te geven, is heel wonderlijk en het is onbegrijpelijk en ongelooflijk. En zo is het goed. Want zou het begrijpelijk en geloof­waardig zijn, dan stond het er niet goed mee. God is in alle dingen. Hoe meer hij in de dingen is, des te meer is hij buiten de dingen; hoe meer hij 'binnen' is, des te meer is hij 'buiten'. Ik heb reeds menig­maal gezegd dat God deze hele wereld helemaal schept in dit nu. Al wat God ooit zesduizend en meer jaar geleden, toen hij de wereld maakte, schiep, dat alles schept God nu. God is in alle dingen; maar dat God goddelijk en dat God rede is, dat is hij nergens zo eigenlijk als in de ziel - en in de engelen als je wilt - in het binnenste en in het hoogste van de ziel. En als ik zeg 'het binnenste' dan bedoel ik het hoogste, en als ik zeg 'het hoogste' dan bedoel ik het binnenste van de ziel. In het binnenste en in het hoogste van de ziel: ik bedoel die beide daar in één. Daar waar nooit tijd binnendrong en nooit een beeld bin­nen lichtte: in het binnenste en in het hoogste van de ziel schept God de hele wereld. Al wat God zesduizend jaar geleden schiep en al wat God over duizend jaar nog scheppen zal - als de wereld nog zo lang bestaat - dat schept God in het binnenste en in het hoogste van de ziel. Alle verleden en alle heden en alle toekomst, dat schept God in het binnenste van de ziel. Al wat God in alle heiligen verricht, verricht hij in het binnenste van de ziel. De Vader brengt zijn Zoon voort in hetbinnenste van de ziel en samen met zijn eengeboren Zoon brengt hij jou voort als niet geringer. Wil ik zoon zijn, dan moet ik zoon zijn in hetzelfde zijn waarin hij Zoon is, en in geen ander. Wil ik mens zijn, dan kan ik dat niet zijn in het zijn van een dier; mens zijn moet ik veeleer in het zijn van een mens. Wil ik echter deze bepaalde mens zijn, dan moet ik in dit bepaalde zijn deze mens zijn. Sint-Jan zegt nu: 'Gij zijt kinderen Gods' (Joh 4,4).

Uit: Preek Predica verbum,  Frans Maas, Van God houden als van niemand, p.122/123.

Alle schepse­len zijn een louter niets. Ik zeg niet dat ze onaanzien­lijk zijn of slechts een iets zijn: ze zijn een louter niets. Wat niet aan het zijn deelheeft, dat is niet. Schepselen hebben geen zijn, want hun zijn hangt aan de tegen­woordigheid van God. Zou God zich een ogenblik van de schepselen afwenden, dan zouden zij alle tenietgaan. Ik heb wel eens gezegd, en het is waar ook, dat als iemand tegelijk met God ook de hele wereld erbij kreeg, hij niet meer zou bezitten dan wanneer hij God alleen had. Zonder God zou geen enkel schepsel méér bezitten dan een mug zonder God zou bezitten, niet meer en niet minder.

Uit: Preek Omne datum optimum er omne donum perfectum desusursum est,  Jellema, p.153.

God wordt, waar alle schepselen God uitspreken: daar wordt God. Toen ik nog in de grond, in de bodem, de stroom en de bron van de godheid was, vroeg niemand mij, waarheen ik wilde of wat ik deed: daar was niemand die mij iets vroeg. Maar toen ik uitstroomde, toen zeiden alle schepselen: 'God!' Als iemand mij vraagt: 'Broeder Eckhart, wanneer hen je van huis weggegaan?', dan hen ik binnen geweest. Zo dus spreken alle schepselen van God. En waarom spreken ze niet van de godheid? Alles wat in de god­heid is, dat is één, en daarover kun je niet spreken. God werkt, de godheid werkt niet, ze heeft ook niets te werken, in haar is geen werk; ze heeft nooit naar een werk uitgekeken. God en godheid zijn van elkaar onderscheiden door handelen en niet-handelen. Als ik in de grond, de bodem, de stroom en de bron van de godheid kom, vraagt niemand mij waar ik vandaan kom of waar ik geweest hen. Daar heeft niemand mij gemist. Daar ont-wordt God.

UitNolite timere, 26.

Dat alle schepsels uitstromen en toch in zichzelf blijven is wonderbaarlijk… Hoe meer Hij is in de dingen, hoe meer het buiten de dingen is: hoe meer in, hoe meer uit en hoe meer uit hoe meer in. Ik heb dikwijls gezegd, God schept de wereld nu op dit moment. Alles wat God gemaakt heeft zes duizend jaar geleden en meer toen hij deze wereld schiep, schept God nu ineens.

Bernard McGinn,The mystical thought of Meister Eckhart ,the man from whom God hid noting,  the Crossroad Publishing Company, New York, 2001, p.102. 

Eckhart's preek
Meister Eckhart op de preekstoel