Het numineuze en het kwaad. Tjeu van den Berk

Jellema heeft ook als kind een numineuze ervaring gehad. Ook deze ervaring wordt omgeven door een regressieve stemming: waar alle volwassen slapen, loopt het kind in een mensenloze wereld. Dan kan het 'grote gebeuren plaats vinden. En het vindt plaats. Weer geeft hij een indrukwekkende beschrijving:

Ik heb een schoolschriftje bewaard, waarin onder de titel Eerste Verzen mijn poëtische producties uit de jaren 1950/1951 in kinderlijk handschrift ver­zameld staan. Het eerste versje daarin heet 'Herfstmorgen'. Het was toen al een herinneringsgedicht. Ik weet nog precies op welke ervaring het betrekking heeft. (...)

Een septembermorgen. Ik was, zeven jaar oud, vroeg opgestaan, terwijl iedereen in huis nog sliep, en, dat was het ongewone, de tuin ingegaan, door de achterdeur het tuinpad af naar de plataan en daar rechtsom langs de dahliaborder door het witte hek naar de beek, de helaas ook toen al enigszins gekanaliseerde Beilerstroom. En daar gingen, zoals het gedichtje zegt 'mijn voeten door dauwbevochtigd gras, de eerste zonnestralen stre­ken door 't lover, dat schitterde of't zilver was'. Een prille, mensenloze wereld, en wat ik zag, voor het eerst en later zo nooit meer, alleen en als eerste mens in een weliswaar vertrouwd maar zo nimmer aanschouwd landschap, was de onstoffelijkheid van alle dingen, de immaterialiteit der materie, de transparantie, de pure lichtwording van wat zich voor mijn ogen uitstrekte: de beek, de bomen erlangs, het weiland met de koe en het paard, tot aan de vloeibare nevels in de verte. Elke substantie in dat land­schap leek weerstandloos doorwaadbaar, zoals men de weerspiegeling in een wateroppervlak doorwaden kan: men gaat door bomen heen en door gebladerte, door wolken en de boog van een stenen brug. En ik had het gevoel dat ik het bewustzijn van dat alles was, dat ik het alleen maar hoef­de te vertolken om het te zijn.125

 

                         Jellema Wellicht de belangrijkste karakteristiek van een numineuze ervaring is het gevoel dat de werkelijkheid bestaat als een uni-versum, als een heel-al, en dat ik daar deel van uitmaak, erdoor omvat en gedragen word. Men gaat 'door bomen heen', het bestaan is 'weerstandsloos doorwaadbaar', men is 'het be­wustzijn van alles'. In een numineuze ervaring ervaar ik de werkelijkheid nietals ten dienste staand van mij, al zeker niet als los staand van mij, maar als mij!In de Noorse ervaring beschrijft Jellema het prachtig. 'Het voelen van dat alles als het ene "mij" van het Al-Ene.'

Het betreft een ervaring waarin de tweedelingen van het dagelijks leven, de of-of-situaties van licht en duisternis, van natuur en geest, van dood en leven, goed en kwaad, getranscendeerd worden in een 'heilig huwelijk'. Alles is 'ten goede gekeerd'.

Bij het woord 'goed' moet hier echter meteen een kanttekening geplaatst woorden. 'Goed' betekent hier niet 'moreel goed' in tegenstelling tot 'moreel kwaad'. Déze tegenstelling wordt juist in een numineuze ervaring overstegen. Het is juist een ervaring 'voorbij goed en kwaad' (Nietzsche). Hier kom ik bij de gestelde vraag of de numineuze ervaring alleen maar positief is. Dat is zij, maar niet op het ethische vlak! Bij een numineuze ervaring gaat het niet om een morele ervaring maar om een existentiële. Het is goed beschouwd niet eens een 'daad'. Je doet niet ietsje ondergaat iets. Het taoïsme reikt ons hier mis­schien adequate begrippen aan. Een numineuze ervaring is een ervaring van tao, die de tegenstellingen van yin en yang overstijgt en op dat hogere niveau omvat en draagt.

De numineuze ervaring staat daarin niet alleen; er zijn nog andere, gelijk­soortig 'overstijgende' ervaringen. Bijvoorbeeld de schoonheidservaring. Die is ook niet moreel van aard. Een kunstwerk is dan ook geen ethisch product.

Een numineuze ervaring is in die zin positief dat ze helend is. Een mens voelt zich tijdens een numineuze ervaring vol-ledig, maar dat is iets anders dan volmaakt! Een volledig mens is nog geen volmaakt mens!

Dit wil niet zeggen dat een numineuze ervaring voor een mens geen ethi­sche consequenties kan hebben. Men kan daardoor anders gaan leven, net zoals men na het zien van een toneelstuk van Tsjechow een beter mens kan worden. De ervaring van zich universeel verbonden weten met zon en maan, met men­sen en dieren, met de natuur, kan meebrengen dat men zich teweerstelt tegen de uitbuiting van de natuur; iemand die ego-loosheid heeft ervaren, zal waar­schijnlijk wars zijn van alle ego-tripperij. Maar de ervaring zelf is van een ande­re orde, een numineuze.

 

Uit: Tjeu van den Berk, Op de bodem van de ziel, onbewuste drijfveren in de spirituele beleving, Meinema, Zoetermeer, 2006, p.162 - 164.