›› Het Hooglied

Jean de Saint Simon. Blind bespeelde hij het orgel, verrukt van God.

Jean de Saint Samson (1571 -1636) werd geboren als Jean du Moulin in Sens, midden Frankrijk. Op drie jarige leeftijd werd hij blind door een foutieve behandeling van pokken.  Van de pastoor van de parochie krijgt hij taallessen, o.a. Latijn en hij leert orgel en spinet spelen. Tien jaar oud verliest hij zijn ouders. Anderen lezen hem voor uit de geschriften van geestelijke auteurs, o.a. Thomas van Kempis. In Parijs woont hij jarenlang bij zijn broer tot deze in 1601 sterft. Hij leeft op straat te midden van de daklozen. In 1604 ontmoet hij Mathieu Pinaut. Beide mannen hebben een grote hartstocht voor muziek en geestelijk leven. Jean speelt orgel in diverse kerken. Hij leeft van de vergoeding daarvoor en van kleine giften. Hij wil intreden in een klooster, maar zijn blindheid vormt een obstakel. In 1606 wordt hij toegelaten voor het noviciaat van het karmelietenklooster in Dol (Bregtagne). Zijn gezondheid was zeer slecht. In 1612 werd hij naar het klooster van de ongeschoeide Karmelieten in Tennes gestuurd. Hij kreeg er de zorg voor de spirituele vorming van novicen en jonge monniken. Pas in 15, 44 jaar oud, begon hij met het laten opschrijven van zijn Geestelijke Leer. Het verhaal gaat dat hij  zo snel zijn woorden dicteerde, dat de schrijver hem nauwelijks konen bijhouden. De pest breekt uit. Hij raakt besmet, leeft in afzondering en in grote armoede. Maar steeds meer mensen komen naar hem toe om geestelijk raad te vragen. Jean sterft in 1636.

Hij muntte het begrip 'toegeesting'. Hij omschrijft als volgt: 'Toegeesting is niet slechts een liefdevol gesprek, wat op zich een goede soort bezigheid is. Het is daaruit dat de toegeesting ontspruit en voortkomt. 
Toegeesting is dus een heftige en vurige liefdesopwelling van geheel het hart en van de geest. Daardoor overstijgt de ziel schielijk zichzelf en ieder geschapen ding, zich innig met God verenigend in de levendigheid van haar liefdesuitdrukking. Zo wezenlijk uitgedrukt, overstijgt zij alle gevoelige, redelijke, verstandelijke en begrijpelijke liefde. Zo bereikt zij de eenheid met God door de onstuimigheid van de Geest van God en van haar eigen inspanning, niet op willekeurige wijze, maar door een plotselinge omvorming van de geest in God. 
Zoals gezegd, de geest overstijgt in zichzelf alle kenbare en verstaanbare liefde in de overvloedige en onuitsprekelijke zoetheid van God zelf, waarin hij vol liefde verzwolgen is.' 
Bron: Website, Sporen van God. En: Jean de Saint-Samson,  Spel van 
Liefde; het loflied van een blinde; inleiding en commentaar van Hein Blommestijn; vertaling van Sicco Spoelstra; Cramelitana Gent/Ten Have, Baarn, 2001.  

Jean de blinde

Hooglied van de goddelijke en mensgeworden Bruidegom en zijn goddelijke bruid, in echtelijke vereniging met haar Bruidegom

Deel 1: de aanspraak van de bruid

Wie je ook bent, broeder, als je dit geschrift in handen krijgt,

en de inhoud ervan je wellicht tot lezen aanzet,

sta dan niet versteld over wat je er in zult aantreffen.

Het gaat over het hoog verheven en afgrondelijk diepe

(goddelijke) voorwerp,

over het subject in dat voorwerp,

het doen en laten van het verliefde subject jegens zijn geliefde

voorwerp,

en vooral de liefde van dat voorwerp in zijn subject

en van het subject in zijn geliefde voorwerp.

Alleen voor wie daardoor geraakt wordt,

omdat hij liefde geworden is, zijn deze bladzijden bestemd.

Laat rusten wat je begrip ervan te boven gaat

want voor er aan te beginnen

besefte ik al dat deze verhandeling

in verband met bovengenoemde opzet

wel moest overeenstemmen met het subject

dat tot deze verhevenheid gekomen is.   (21)

***

Dat ik nu, één en al liefde,

in het genot van uw aanwezigheid in u ben, mijn Bruidegom,

en u geheel in mij

en u van uw kant door mijn schoonheid niet alleen zo maar

wat dronken,

maar op goddelijke wijze gek van verliefdheid bent,

gaat elke voorstelling en beschrijving te boven. (29)

***

Want de verrukkelijke aanwezigheid van u, mijn geliefde voorwerp,

die mateloos en onvoorstelbaar door liefde bezeten en

voortgestuwd, uw subject, dat wil zeggen, mij uw bruid, door zichzelf in

vervoering brengt, ontneemt aan dat subject door die verrukking op datzelfde

ogenblik alle verlangen, wil, durf en zelfs de mogelijkheid

om er iets over te zeggen en in woorden uit te drukken. (35)

***

Maar die gedaante, waar komt die vandaan,

en aan wie hebt u die ontleend?

Komt die niet bij mij vandaan?

Want bent u dan niet:

vlees uit mijn vlees, been uit mijn gebeente3,

evenals leven van mijn leven en liefde van mijn liefde?

En waarom toch hebt u dat bij mij gezocht

en ook uw vleselijke gedaante aan de mijne ontleend?

Ontbrak het u dan daaraan in uw hemelse zaligheid?

En waarom anders hebt u die bij mij gezocht,

als het niet uw wens zou zijn dat ik op u in die gedaante

smoorverliefd zou worden,

zo zeer zelfs dat ik bij u mijn toevlucht zou vinden,

omdat ik dan één en dezelfde zou zijn als u en in u, die mijn

Bruidegom bent?

En vindt u het dan ook niet verbazingwekkend

dat ik u geheel naakt in onstuimige liefde omhels,

u die geheel goddelijk bent in zowel uw goddelijke, als in uw

menselijke gestalte?

U die voor uw glorie en geluk slechts uzelf

tot enige en enkele goddelijke en menselijke grondslag bent

in uw goddelijke en in uw menselijke gedaante.  (37)

***

Door de actieve invloed van ons gezamenlijke en wederzijdse liefdesspel

worden wij dan snel en zonder ophouden meegesleept

in dat gezamenlijke, wederzijdse en eenvoudige genieten.

de één van de ander,

dat op eenvoudige wijze voltrokken wordt in de eenheid van ons beiden

in eenvoud van geest, van inzicht, en van gedachte, van begrip

van aandacht, van licht, van smaak, van rust, evenzeer als van liefde.

Dat, mijn Geliefde, is uw liefde die overvloedig aan de dag treedt,

waarvan wij de zo verbazende en alles overtreffende gevolgen

zijn, niet zozeer in ons, maar in u,

die overvloeit van die overgrote liefde in ons en voor ons. (40/42)

***

Innig verbonden met u zal ik dan bij u en in u verkeren in een eenvoudige beschouwing,

eenvoudig, onvergelijkelijk en naakt, geheel en al in u verlo­ren.

Is het dan zo verbazingwekkend

dat ik zo te keer ga om u eenvoudig en naakt te beminnen, zowel innerlijk als uiterlijk,

en onverminderd te blijven genieten van uw aanwezigheid

waar ik in mijn verliefdheid zonder ophouden naar verlang

met een eindeloos onverzadigbare begeerte, die pas volledig bevredigd zal zijn,

als ik zonder enige beperking van u kan genieten?

Dan zal ik zo totaal en overvloedig van u overvloeien dat anderen er zo overvloedig in

kunnen delen

Dat ze door die overdaad geheel verzading en vervuld worden. (45/47)

***

Zegt u mij, mijn Bruidegom,

heb ik soms iets verkeerds gezegd of in mijn hoofd gehaald,

door u duidelijk te maken

dat ik er beter aan doe niets van dit alles in de openbaarheid

te brengen?

Want ons plezier en genot met elkaar,

in een niet te zeggen hoe onzegbaar samenzijn en rusten

gaat alle begrip te boven.

Om daar uitdrukking aan te geven,

schieten dan niet alle woorden eindeloos tekort

of ze nu bedacht of geopenbaard zijn?

Waartoe dient het immers dingen die bestaan

uit te drukken door onbestaande

of onbestaande dingen door bestaande?

Want zeg mij nu eens, mijn lust en mijn leven,

waar moet ik de ware betekenis van dit alles zoeken

- van mijn geliefde voorwerp dat mij met zich en in zich

meesleept in de volheid van zichzelf,

en me daarvan doet overvloeien, overvloediger dan men zich kan voorstellen —

als ik die niet zou kunnen vinden in u,

die uitstijgt boven het zijn,

ja zelfs boven het voortreffelijkste van het zijn,

én boven het voortreffelijkste van het niet-zijn,

in het zijn en boven het zijn uit

door overtreffelijke ontkenning? (51/52)

***

Zonder dat ik mij daarvoor met mijn liefdeook maar enigszins heb hoeven in te spannen,

heeft u uw liefde voltrokken met een verborgen passieve

kracht.

Daardoor blijf ik, eenvoudig en onvergelijkelijk,

in onmiddellijke aanschouwing van u, van aangezicht tot

aangezicht, diep in uzelf, stil en onbeweeglijk.

Die aanschouwing brengt uw liefde in vervoering en houdt die voor altijd vast

in haar eenvoudige en onvergelijkelijke verblijf in het diepste

van uzelf; en daar waar u van uw begin af eeuwig gelijk aan uzelf blijft,

bent u gelukkig met en in die liefde. (61)

 

***   

U hebt er alle reden voor, vind ik, o mijn Lief en Bruidegom,

om mijn lof luid en duidelijk te verkondigen:

dat ik één en al schoonheid, zuiverheid en heiligheid ben,

zonder enige vlek;

hoewel dat enerzijds niet altijd waar hoeft te zijn,

is het anderzijds wel degelijk zo.

Het is mij genoeg

dat u het daarover met mij eens bent

en dit geheim met mij deelt. (65)

***  

O Bruidegom en Leven van mij,

onze tuin is in alle opzichten volmaakt

en zo omheind en afgesloten17

dat niemand ons samenzijn kan ontdekken.

Heerlijk zullen wij elkaar liefkozen, omhelzen en omarmen,

en eindeloos genieten van elkaar,

de een niet minder dan de ander.

Daarna gaan wij weg, of liever gezegd,

wij trekken ons terug in ons slaapvertrek,

mooi gemaakt en prachtig versiert voor ons samen,

waarin U zo graag ‘s middags rust. (73/75)

***  

En wat mij destijds als uw nieuwe geliefde en nieuwe bruid

buitengewoon heeft verbaasd,

was dat u om uw liefde in u en in mij echt te voltooien,

uw toevlucht hebt genomen tot het drastische middel van

mijn verstoting door u,

om ons door een plechtig huwelijk te verbinden als bruid en

Bruidegom

als totale voltrekking van onze weergaloze wederzijdse liefde. (81)

***  

Maar Liefste, Bruidegom van mij,

merkt u wel dat bij ons beider liefdesspel

op het bed bestemd voor onze goddelijke verlustiging

met zoete eenvoudige, onvergelijkelijke en onzegbare

omhelzingen,

op het bed, zeg ik, van de Bruidegom en de bruid

waarop wij, u en ik, in de middag van elkaar genieten,

op een manier die verstand en begrip te boven gaan,

merkt u wel, zeg ik, o mijn Bruidegom,

hoe bij ons liefdesspel, wederkerig van elkaar en in elkaar,

de geur van mijn mirre ons omgeeft? (87)

***  

En door de onzegbaar aangename en goddelijke zoetheid daarvan

voel ik me zo wonderbaarlijk verrukt door genot en liefde,

in de hele volheid en omvang van u zelf,

dat ik geheel in u wegsmelt en word overgeschonken

om voortaan voor eeuwig en altijd niets meer te zijn dan u

zelf.

Dan merk en voel ik dat ik er na aan toe ben

om geheel en al te sterven en de laatste adem uit te blazen,

juist omdat u bént en ik alleen besta in u.

Och, Geliefde en Bruidegom,

als u me nog meer omstrengelt en omhelst,

zal ik zeker sterven van vreugde en liefde.

Daar verlang ik juist des te meer naar

omdat ik nu al voel dat zo n dood eindeloos zoet en genotvol

is.

Maar, geliefde Bruidegom,

als ik zo sterf, wat zullen de engelen over u zeggen?

Zijn zij dan niet terecht van oordeel

dat u wel erg hartstochtelijk verliefd bent op mij, uw bruid,

zelfs meer dan op hen?

Want hen drukt u niet zo zoet en zo liefdevol in uw

goddelijke armen

dat zij er van leven tot stervens toe. (87/89)

 

Deel 2: de  aanspraak van de bruidegom

O mijn dochter en mijn bruid,

op het toppunt van mijn welbehagen in jou, verlang ik er

gretig naar

jou in mij op te nemen

en je zo zachtjes te laten sterven

in mijn goddelijke armen, vast en stevig omarmd,

zoet en onweerstaanbaar,

in de eindeloze omvang van mijn wezen en mijn liefde,

en om jou met ons goddelijke spel,

op gelijke voet en even actief gespeeld door ons beiden,

te vervullen van genot van mij en in mij, en van alles wat ik

ben.

Jij wordt dan totaal in mij omgevormd

tot meer nog dan de hoogste graad waarmee liefde kan

omvormen,

want nu heb jij mij bereikt, jouw oorspronkelijke wezen dat ik

ben,

in wie je van nu af aan zult leven en verblijven evenals ik zelf,

zonder onderscheid of verschil met mij,

die jouw rust ben, jouw totale geluk en paradijs. (93)

***  

Want vanwege jouw grote en opperste gelijkenis met mijn goddelijke natuur

en de opperste vereniging van ons beiden, (wezenlijk,

geheel direct en onvergelijkelijk tot stand gekomen

in grote eenheid van zeer heilige en zeer eenvoudige actieve vruchtbaarheid

die onze directe en echtelijke vereniging te boven gaat) schijnt onze stroom niet meer actief,

wederkerig en overvloe­dig

van de één naar de ander te vloeien,

maar naar het volledige genot van onze eindeloos sterke liefde eenvoudig

en onvergelijkelijk, en naar heel het daarvan onderscheiden vruchtbare

dat daar de eenvoudige oorsprong van is. (97)

***  

Actief, innerlijk steeds elkaars gelijken en onveranderlijk,

beminnen wij elkaar in ons zelf met even grote liefde

en slepen elk ons levenwekkend voorwerp van liefde met ons

mee

om het in onze liefde en vreugde haast geheel te verslinden.

Die onvergelijkelijke liefde van ons minnenden voor elkaar,

eikaars gelijken ondanks verschil,

brengt ons in verrukking om volkomen te genieten

en te rusten in eikaars overvloedige liefdesspel. (99)

***  

Zo is het, mijn dochter en bruid, met mij en met ons gesteld:

met mijn menselijkheid en goddelijkheid ben ik in mij en in

jou;

daarbij bestaat de één op gelijke wijze uit de ander, in en vóór

de ander,

en jouw goddelijke menselijkheid bestaat uit mij, in en vóór mij;

daarin, in elkaar, voor mij en voor jou, steeds op gelijke voet,

genieten wij van elkaar en hebben wij volledig deel

aan heel het geluk dat voortkomt uit mijn eindeloze natuur.

Naar wat je bent, naar wat je hebt en geniet van en in mij

laten die natuur en de verliefde, actieve en overvloedige

afspiegeling

van mijn uiterst buitensporige liefde voor jou, met jou en in jou,

jou delen in de eenvoudige, meer dan overvloedige vloed van

mijn geluk

totdat ook jij er volledig en totaal van verzadigd bent. (103)

***  

Het goddelijk wezen dat ik ben geniet daarvan

in de menselijke bestaanswijze

die de menselijke en engelachtige bestaanswijze te boven gaat

en overtreft,

en niet goddelijk én menselijk is,

maar de enige en enkele grond van ons beiden in ons beiden. (107)

***  

In de opperste overtreffelijkheid daarvan

rusten wij dan ongestoord en geheel tevreden in eikaars

armen,

omhelzen elkaar, heel anders, eenvoudiger en vuriger dan ooit

en overtreffen daarmee de volledige en totale vervolmaking

van jou in mij en door mij

in het volle door ons eindeloos verlangde, totaal genoten en

allervolmaaktste

voor beiden gelijke, wederzijdse en wederkerige genot

en de totaal totale, en volledig volledige bevrediging van ons

beiden. (111)

***  

We zijn het er wel over eens dat al die geheimen daarvan alleen ons beiden toebehoren,

aan jou en aan mij: al die allerdiepste, verliefdste, geheimste, intiemste buiten­sporigheden

van onze wederzijdse liefde en vooral wat ik ben voor jou en in jou, waarbij wij, zoals ik je

altijd al zei, van elkaar genieten, de één van de ander, en de één in de ander in ons beider

wederzijdse even grote liefde en even groot geluk voor ons beiden gelijk, zoals je wel weet

en begrijpt. (113)

***  

Die passieve liefde van jou,

die in buitensporigheid elke - meer dan - passieve liefde

overtreft,

dwingt mij zachtjes om jou meer te beminnen dan ik je kan

zeggen

en meer dan ik het je zelf kan laten merken

bij jouw zeer eenvoudige en voortdurende bijzijn bij mij,

waarbij ik in je stroom op allerlei manieren

en heel anders dan zoals ik je eerst vertelde

bij heel ons gedartel in wederzijds liefsdesgenot. (117)

***  

O mijn dochter, met alles wat ik ben, van binnen en van bui­ten,

zie ik dat ik jou voor altijd in verrukking heb meegesleept, zowel door wat ik ben als door wat

ik zelf heb gedaan en nog steeds zelf doe voor wat van ons beiden is,

het samen genieten en rusten in de onvergelijkelijke liefde van ons beiden

die met onze talloze gemeenschappelijke buitensporigheden

ons beiden onvergelijkelijk één maakt. (119)

 

Uit: Jean de Saint-Samson, Spel van liefde; het loflied van een blinde, inleiding en commentaar van Hein Blommestijn, vertaling van Sicco Spoelstra, Ten Have, Baarn, 2001