›› Het Hooglied

Willem van Saint Thierry : van God genieten

Willem van Thierry (circa 1080 - 1148) was eerst benedictijn, zelfs abt vanher klooster Saint Thierry, maar onder invloed van Bernardus van Clairvaux wisselde hij zijn zwarte pij voor het witte ordekleed van de cisterciënzers en ging wonen in het klooster Signy-l'Abbaye, in de Franse Ardennen. Zij waren grote vrienden en schreven elkaar veel brieven. Willem was een voorvechter van de kloostervernieuwing.En hij was ook degene die Bernardus aanzette om Petrus Abelardus veroordeeld te krijgen. Beide waren gevormd in de theologie van Augustinus, welke een sterk monastieke grondslag had en zij wilden niets weten van de kritische geest en de grote plaats van de rede, zoals deze bij de logicus Abelardus te vinden was. Toen Willem ziek werd, nodigde Bernardus hem uit naar Clervaux te komen, waar Bernardus ook zeer tobde met zijn gezondheid. Op de ziekenzaal gelegen spraken beide mannen met elkaar over het Hooglied. Ik zie het voor me: twee zieke, celibataire mannen die  vol vervoering over hun liefde voor God spreken. Willem heeft hun gesprekken vastgelegd. 

 

Willem van Saint

Commentaar op het Hooglied. Vertaling van “Expositio domni Willelmi super Cantica canticorum”  door Zr. Hedwig Vrensen, ocso. Uitgaven Abdij Bethlehem. Bonheiden. Reeks Monastieke Cahiers. 1984.

Paul Verdeyen. Willem van Saint-Thierry en de liefde. Eerste mysticus van de Lage Landen. Davidsfonds. Leuven. 2001.

Op zekere dag lag ik zelf thuis ziek en de zeer langdurige kwaal had me deerlijk ondermijnd en gehavend. Op het bericht daarvan stuurde Bernardus zijn broer Gerardus naar mij toe, die we ons allen dankbaar herinneren. Hij droeg me op naair Clairvaux te komen met de belofte dat ik daar spoedig zou genezen of sterven. Alsof God zelf me de kans bood bij hem te sterven of een poosje met hem samen te leven (ik weet niet meer wat ik toen verkoos), vertrok ik terstond, al kostte het me veel inspanning en pijn. En daar is met mijgeschied wat beloofd was en, ik kom er rond vooruit, wat ik graag had: na een lange en gevaarlijke ziekte werd me de gezondheid teruggegeven, maar mijn krachten kwamen slechts geleidelijk terug.

Mijn God, wat hebben me die ziekte, die vakantie, die rustkuur goed gedaan! Gedeeltelijk precies wat ik begeerde. Want wat in mijn ellendige toestand, heel de tijd dat ik bij hem op krachten moest komen, meewerkte, was zijn eigen ziekte, waaraan ook hij toen leed. Zwak als wij allebei waren, praatten we de hele dag samen over de geestelijke natuur van de ziel, over de deugden als geneesmiddelen tegen de ondeugden. Zoveel als de tijd van mijn ziekte het toeliet, zette hij me het Hooglied uiteen, maar dan alleen de morele betekenis, met weglating van de geheimvolle zin van dat deel van de Schriftuur.

Zo wilde ik het en zo had ik het hem gevraagd. Om het niet kwijt te raken legde ik iedere dag schriftelijk vast wat ik daarover vernam, voor zover God het me gunde en mijn geheugen me te hulp kwam. Vriendelijk en zonder wrevel legde hij het uit en deelde me zijn inzichten en ervaringen mee; en mij, onervarene, probeerde hij veel te leren wat alleen door ervaring geleerd wordt. En hoewel ik lang niet alles kon begrijpen van wat hij me bood, toch liet hij me veel scherper inzien wat mij aan inzicht ontbrak. Maar nu moge ik  genoeg daarover uitgeweid hebben.

Uit:  commentaar op het Hooglied 1,16 “Ons bedje is bloemrijk”.

 1.Het bloemrijke bed is de liefelijke hartegrond; het is de vreugde van de Geest daarin; het is voortdurend de Waarheid proeven en smaken in de bron van de Waarheid zelf. Over zo'n mens zegt de Schrift: 'op wie anders zal mijn Geest rusten dan op de nederige en vreedzame, die mijn woorden met ontzag beluistert?' (Js 66,3 

2.Graag blijven we stilstaan bij de luister van het bloemrijke bed en graag verwijlen wij bij de heerlijke geneugten daarvan: we zien er een lentetooi van zuivere liefde, wij ruiken er de bekoorlijke geur van geestelijke gevoelens en gedachten, wij voelen er de sterke winden van de eeuwigheid die de geur der Godheid dragen.

3.Want dit bloemrijke bed is de plaats van een wonderbare vereniging, van een verrukkelijk genieten van elkaar, van een vreugde die elk begrip en elk vermoeden overtreft, ook voor hen aan wie dit alles wordt geschonken. Wij bedoelen de vereniging tussen God en de mens op weg naar God, tussen de geschapen geest en de ongeschapen Geest. Wij spreken van bruid en Bruidegom, omdat wij woorden zoeken die in menselijke taal enigszins de zoetheid en de tederheid beschrijven van die ontmoeting.

4.Deze vereniging is niets anders dan de eenheid tussen de Vader en de Zoon, hun goddelijke kus, hun omhelzing, hun liefde, hun goedheid en alles wat Zij gemeenzaam bezitten in de absolute éénheid van de goddelijke natuur. Dit alles is de H. Geest, God en Liefde, die in alle gaven zichzelf geeft: Gever en Gave tegelijkertijd.

5.In dat bloemrijke bed verkrijgt men die goddelijke kus en omhelzing waardoor de bruid begint te kennen zoals zijzelf gekend wordt. Zoals geliefden elkaar kussen en in wederzijdse overgave hun geest aan elkaar meedelen, zo levert de geschapen geest zichzelf geheel en al uit aan de scheppende Geest, die hem juist voor deze overgave het leven geeft. Omgekeerd stort de scheppende Geest zich uit in de geest van de mens en zo wordt de mens één Geest met God. 

Bestaat er iets onzinnigers dan wel met God verenigd te zijn in liefde maar niet in gelukzaligheid? Want groot is de genieting van zijn zoetheid. 

De geest is een vermogen van de ziel waarmee wij ons aan God hechten en van God genieten. Deze genieting bestaat in een soort smaak voor het goddelijke. Het Latijnse woord sapientia (wijsheid) komt van het woord sapor (smaak).Deze smaak veronderstelt een speciaal smaakv er mogen. 

 

Klooster te Thierry

                       Het klooster te Saint Thierry, nabij Reims, waar Willem abt van was