›› Zen

Zazen instructie - uitgebreide versie

Zazen - zitten-in-concentratie – alsof het leven is stilgezet. Alsof. Voor de regen kun je schuilen en wachten tot het droog wordt. Maar vergankelijkheid is onstuitbaar. Altijd en overal heerst de dreiging van de dood en de noodzaak tot overleven. Ondoorgrondelijkheid en onbeheersbaarheid, dan dienen deze 'onmogelijkheden' in de oefening aanwezig te zijn. voor het bestaan is er geen schuilplaats, geen toevluchtsoord.Maar ik kan een pauze nemen. Ik kan gaan 'zitten'. Niet om tijdelijk te ontsnappen aan wat onontkoombaar is, noch om mij zelf enige rust te gunnen, maar om mij voor enkele ogenblikken de kans te geven de eindeloze stroom van leven en dood aan een nauwkeurig onderzoek te onderwerpen. Om­dat het lastig is dit onderzoek te verrichten te midden van de taken en verplichtingen van alledag, behoeft het een aparte tijd en een enigszins geschikte ruimte. Zazen vereist een tijdelijke afzondering. Wie echter leven en dood wil bestuderen, zal over een wijze van onderzoek, een oefening dienen te beschikken, welke de kenmerken van leven en dood in zich draagt. Wordt het bestaan uiteindelijk gekenmerkt door onkenbaarheid, ondoorgrondelijkheid en onbeheersbaarheid, dan dienen deze 'onmogelijkheden' in de oefening aanwezig te zijn. 

De hoofdaandacht gaat tijdens zazen niet zozeer uit naar wat ik kan en weet, maar naar wat ik niet weet, wat mijn macht te boven gaat. En dus met alle emotionele reacties die dit wekt: onzekerheid, angst, wanhoop, onbeduidendheid, tekortschieten, rusteloosheid. Zazen is gaan zitten zoals het leven zelf in mij zit: complex, woelig, wisselvallig, pijnlijk, oncontroleerbaar, nooit geheel en al tegemoetkomend aan mijn wensen en verlangens. Uiteraard spelen ook mijn vreugdes mee, mijn ogenblikken van geluk, mijn successen en hoopvolle fantasieën. Maar ook zij staan op hun beurt in het licht van kortstondigheid, instabiliteit en onbetrouwbaarheid. Hoezeer de werkelijkheid mij ook vertrouwd is, er is iets gaande wat mij vreemd is. Zazen is vertrouwelijk gaan zitten met wat mij ontregelt.

Zazen is allereerst een inspanning verrichten. Leven is inspanning, moeite. Ontspanning, vertier, recreatie, vakantie, dat alles is inspanning. Zelfs slapen is een inspanning, al raak ik er wel uitgerust door. Altijd ben ik iets aan het doen. Niet alleen in de zin van arbeid, werk of beroepsuitoefening, ik ben ook voortdurend actief in het kijken, luisteren, denken, dromen, praten, bewegen in welke richting ook. De vraag is niet zozeer of ik naast alle activiteit een moment van non-actief zijn kan creëren, maar of het mogelijk is de inspanning op een ontspannen wijze te verrichten. Daartoe:

ga ik zitten op een niet te zacht kussen - kan ook een bankje of een stoel zijn;  mijn benen in kleermakerszit, halve of hele lotus vormen een stevige basis; 

de rug is zacht strekt, onderaan enigszins hol, het bekken naar     voren gekanteld; 

door de kin wat naar achteren te duwen, komen de oren boven de schouders te staan;

het hoofd een weinig schuin naar voren, zodat het kruintje zich naar het plafond kan strekken (het onderlichaam rust zwaar op de grond - het bovenlichaam licht omhoog gericht);

de ogen, geloken, gericht op een punt op de vloer, zonder te staren, 'laten vallen';

ademen uitsluitend door de neus, zoals het vanzelf gaat, onhoorbaar (geen poging tot borst- of buikademhaling, geen poging tot versnellen of vertragen, maar een laten gebeuren van de ademhaling, zonder enige beïnvloeding van mijn kant);

de mond gesloten, lippen en tanden zacht op elkaar, puntje van de tong tegen het gehemelte, tegen de boventanden, bij speekselvorming gewoon slikken;

de handen zijn bij elkaar gebracht, tegen de buikwand gedrukt, in de dhyana-mudra - een gebaar van concentratie-, de rechterhand onder de linker, alleen de vingers over elkaar, de duimtoppen raken elkaar zacht en vormen en mooi ovaal met de handpalmen; 

in de onderbuik wordt kracht gebracht door de buikwand met behulp van de spieren rond de navel naar voren te duwen en de aldus gevormde ronde onderbuik vasthouden of telkens opnieuw aanzetten - de uitademing is daarbij zeer behulpzaam; 

de ellenbogen iets naar voren, zodat de oksels los zijn; de schouders laten zakken, zachtjes naar beneden.

In deze houding 25 tot 40 minuten blijven zitten, zonder te bewegen. De inspanning die dit zitten vraagt onverminderd de gehele tijd opbrengen. De moeilijkheden die onvermijdelijk ontstaan, zoals slapende benen, pijnlijke rug, jeuk, stijve schouders, vermoeidheid, ongeduld, geduldig uithouden. Bereid zijn het lichaam zo nauwkeurig mogelijk in deze vorm te laten zitten. Voorzichtig blijven werken aan de houding. Door niet te bewegen geef ik mijzelf de kans te voelen wat mijn lichaam vertelt. Het lichaam heeft zijn eigen verhaal. Luisteren naar het lichaam. Luisteren naar de ademhaling, de knieën, de hartslag, de rug, de schouders, de handen. Ook luisteren naar de pijn.

Er bestaat geen volmaakte zazenhouding, daarom wil ik dit zitten zo volmaakt mogelijk beoefenen. Het onmogelijke be­oefenen. Hoewel ik weet dat elke zit-periode uitloopt op een mislukking, doe ik deze praktijk om te zien om wat het bete­kent een onbereikbaar doel na te streven. Wat doet deze in­spanning mij ? Wat is een rechte rug en wat gebeurt er met mij als ik de rug gestrekt houd? Wat doen de duimtoppen? Wat zeggen de benen, de nek en het hoofd? Grote interesse in het detail. De rechte rug toont de oprechtheid van het zitten: on­voorwaardelijke eerlijkheid voor dat wat op het kussen plaats vindt.

Het brengen van kracht in de onderbuik is reeds een trai­ning op zichzelf. Het kost tijd en geduld om te leren de buik-wand met de spieren rond de navel naar voren te drukken en de onderbuik tijdens het in- en uitademen bol te houden. We ademen met ons middenrif. Maar door gewoontevorming is er met de ademhaling een automatisch op- en neergaan van de buikwand ontstaan. Door de buikwand vast te zetten, vormt zich daarbinnen een bron van energie. Ik zit in mijn eigen cen­trum. Hara, het dragende midden van de mens aldus de treffende titel van een boek van Karlfried Dürckheim.Vanuit dit krachtige steunpunt wordt het gehele lichaam van energie voorzien.De buik werkt als een warmtebron. De voeten zijn het brandhout. De buik is de kachel. 'Het hoofd koel - de voe­ten warm'. Vermoeidheid maakt plaats voor levendige aan­dacht. Omdat dit spannen van de buik nooit van nature gaat, is het noodzakelijk er aan te blijven denken. Daardoor is mijn aandacht vanzelf gericht op dit zwaar zittende lichaam. Bo­vendien geeft het zitten met de bolvormige buik het gevoel dat mijn lichaam een reusachtige container is, waarin heel de in­houd van het bewustzijn ongeordend uitgestald ligt.

Behalve de aandacht voor de fysieke aspecten van het zitten, beoefenen we de concentratie op de ademhaling. Meestal be­ginnen we met het tellen van de uitademing. We tellen van ééntot tien. Daarna weer bij één. Telkens als we merken opgehou­den te zijn met tellen, gaan we terug naar één. Ook is het mo­gelijk niet tot tien te gaan, maar bij elke uitademing 'één' te zeggen. Wie dit enige tijd geprobeerd heeft, kan overgaan tot het volgen van de ademhaling, vaak ervaren als een minder dwangmatige vorm van aandacht. Zodra ik echter bemerk dat ik iets anders zit te doen dan het volgen van de adem, 'afgeleid' door wat dan ook, keer ik weer terug tot een aandachtig vol­gen van in- en uitademing.

Zazen is de oefening van het volgen van de beweging die in mijn bewustzijn gaande is: van aandacht voor de adem naar het onvermijdelijk verstrikt geraken in gedachten, het zich gaan bezig houden met pijnlijke plekken, weerstand, dromerijen enzovoorts en weer terug naar aandacht voor adem, wellicht voor zeer korte tijd want dan beginnen de benen te slapen, ontstaat het ongeduld, de zorgen voor morgen ... en dan weer terug naar aandachtig ademhalen waarna ...

Niemand slaagt er in dertig minuten te zitten en onafgebro­ken zijn adem te tellen of te volgen. In zoverre mislukt de oe­fening altijd. Hoe sterk het voornemen en hoe groot de wils­inspanning ook is, de eindeloze stroom van gedachtes, gevoe­lens, herinneringen en mentale bezigheden toont zich steeds weer krachtiger. In zazen beoefenen we het onmogelijke om te zien wat deze onmogelijkheid in ons teweeg brengt.

Ademhalen is vanzelfsprekend en mysterieus. We hoeven er niet aan te denken. Het gebeurt. Toch weten we dat het al dan niet kunnen ademen een kwestie van leven en dood is. En hoe­zeer we ook gezamenlijk leven van dezelfde lucht, ademhalen is uiterst individueel. Niemand kan het voor ons doen. Een be­ademingsapparaat kan tijdelijk goede diensten verlenen, voor de rest van de tijd niet zonder kunnen, heet terecht 'geen leven hebben'. Zazen is een studie van de ademhaling, niet door we­tenschappelijke werken te raadplegen, maar door zelf te on­derzoeken wat adem is, wat het betekent in- en uit te ademen.

Door fysiek stil en onbeweeglijk te zitten, het ademhalen in alle aandacht te ondergaan, zonder nadrukkelijk in- of uit te tot tien. Daarna weer bij één. Telkens als we merken opgehou­den te zijn met tellen, gaan we terug naar één. Ook is het mo­gelijk niet tot tien te gaan, maar bij elke uitademing 'één' te zeggen. Wie dit enige tijd geprobeerd heeft, kan overgaan tot het volgen van de ademhaling, vaak ervaren als een minder dwangmatige vorm van aandacht. Zodra ik echter bemerk dat ik iets anders zit te doen dan het volgen van de adem, 'afgeleid' door wat dan ook, keer ik weer terug tot een aandachtig vol­gen van in- en uitademing.

Zazen is de oefening van het volgen van de beweging die in mijn bewustzijn gaande is: van aandacht voor de adem naar het onvermijdelijk verstrikt geraken in gedachten, het zich gaan bezig houden met pijnlijke plekken, weerstand, dromerijen enzovoorts en weer terug naar aandacht voor adem, wellicht voor zeer korte tijd want dan beginnen de benen te slapen, ontstaat het ongeduld, de zorgen voor morgen ... en dan weer terug naar aandachtig ademhalen waarna ...

Niemand slaagt er in dertig minuten te zitten en onafgebro­ken zijn adem te tellen of te volgen. In zoverre mislukt de oe­fening altijd. Hoe sterk het voornemen en hoe groot de wils­inspanning ook is, de eindeloze stroom van gedachtes, gevoe­lens, herinneringen en mentale bezigheden toont zich steeds weer krachtiger. In zazen beoefenen we het onmogelijke om te zien wat deze onmogelijkheid in ons teweeg brengt.

Ademhalen is vanzelfsprekend en mysterieus. We hoeven er niet aan te denken. Het gebeurt. Toch weten we dat het al dan niet kunnen ademen een kwestie van leven en dood is. En hoe­zeer we ook gezamenlijk leven van dezelfde lucht, ademhalen is uiterst individueel. Niemand kan het voor ons doen. Een be­ademingsapparaat kan tijdelijk goede diensten verlenen, voor de rest van de tijd niet zonder kunnen, heet terecht 'geen leven hebben'. Zazen is een studie van de ademhaling, niet door we­tenschappelijke werken te raadplegen, maar door zelf te on­derzoeken wat adem is, wat het betekent in- en uit te ademen.

Door fysiek stil en onbeweeglijk te zitten, het ademhalen in alle aandacht te ondergaan, zonder nadrukkelijk in- of uit te ademen, door niets anders dan een ademend organisme te zijn, zonder bijkomende interpretatie of begripsvorming, ontstaat geleidelijk een weten dat adem mij meer nabij is dan ik mijzelf ben. Er is 'iets' gaande, adem geheten, dat mijn gehele lichaam en bewustzijn gebruikt. Niet ik adem, maar Het ademt in mij. Wat is dit 'Het'? Zazen is uiteindelijk een helder weten van en een vertrouwelijk zitten met dit ongrijpbare, ondoorgronde­lijke Het, en vervolgens leren zien dat dit 'Het', dat ademt, hetzelfde 'Het' is, dat loopt, denkt, voelt slaapt, eet, praat en­zovoorts.

De aandacht voor de ademhaling doet mij stil staan bij twee tegenstrijdige bewegingen, die samen mijn bestaan vormen: ge­boorte - dood; ontvangen - geven. Ik krijg adem. Het wordt mij geschonken, elk moment. Nog vóór ik er om kan vragen of er over na kan denken, dient adem zich aan als een opge­drongen geschenk. Van nature is zijn kracht onweerstaanbaar. Vanuit een ongekende bron stroomt adem mijn lichaam bin­nen. Ik leef. Ik zit met een gedwongen aanvaarden van een niet gevraagde gift.

Maar ademhalen is niet alleen de kunst van het ontvangen. Eenmaal verzadigd, verschijnt het moment, natuur-noodzake­lijk, uit te ademen. Mijn wilskracht is te zwak de neerdalende beweging van de ademhaling te stuiten. Alleen moord en zelf­moord zijn in deze efficiënt. Maar 'Het', het leven, wil klaar­blijkelijk niet alleen ingeademd, maar ook uitgeademd worden. Het laatste wat we ooit zullen doen is een uitademing. Reeds in zijn meest simpele vorm van ademen is bestaan niet alleen een kwestie van ontvangen, maar ook van geven. Wat betekent het om uit te ademen, leven te geven? Aan wie?

Het aandachtig volgen van de ademhaling schept vreugde. Misschien niet direct in de vorm van uitgelatenheid, de gulle of slappe lach. Hoewel - waarom niet? 'De lachende Boeddha' is geenszins oppervlakkig. Hij weet al te goed wat 'dukkha' is. Maar Sakyamuni, afgebeeld in zijn verlichtingshouding, toont altijd een glimlach, uitdrukking van een erkennen: 'Zo is het'. Bij alle pijn is er een stille vreugde gaande. Vreugde, niet als idee, een optimistische gedachte, maar als een gegeven, opge­slagen in ons lichaam. Wie echter begint met de beoefening van zazen ontmoet veelal uitsluitend moeilijkheden. De strijd te­gen de fysieke pijn en het onvermogen tot concentratie wek­ken wellicht de indruk dat zazen uitsluitend ongemak veroor­zaakt en daarmee niet zoveel verschilt van masochistische zelf­kwelling. Maar wie oefent, traint, de problemen geduldig uit­houdt, de kracht in de onderbuik ontdekt en zich geleidelijk aan thuis gaat voelen in deze houding, zal ervaren dat het zit­ten heel genoeglijk kan zijn. Het is aangenaam aandachtig in-en uit te ademen.

Zazen is onbeweeglijk zitten te midden van een beweging. Die beweging gaat van een geconcentreerd punt (adem) naar den­ken, en van denken weer terug naar gerichte aandacht. Het volgen van de adem maakt onvermijdelijk, soms zeer snel, plaats voor een gedachtestroom. Waarom? Omdat ik mens ben, een 'denkend riet' (Pascal). Ik zit vol gedachtes, gevoelens, ideeën, emoties, herinneringen, fantasieën, wensen - dit alles samengevat met het woordje 'denken'. Daarom is mijn be­wustzijn altijd aan het werk: nadenken, peinzen, wikken en wegen, vragen stellen, twijfelen, keuren. Denken doe ik de hele dag door. Ik doe niet anders, ik kan niet anders en als ik eerlijk ben, ik wil niets anders. Dit denkwerk is een uiting van leven, een onmisbare levensvorm. Zonder gedachten is het gebrekkig leven. Zazen is niet een oefening in het doen ophouden of on­derdrukken van de denktank, maar het onderkennen en waar­deren van de kracht ervan. De - helaas - veel gehoorde aan­wijzing om tijdens de meditatie het denken te stoppen of zich leeg te maken van gedachtes is eigenlijk een aansporing tot moord. Uiteraard is het waardevol en nuttig ons te kunnen richten op één punt om geconcentreerd ons werk te doen. Maar de aandacht richten is nog iets anders dan het denken stoppen. Het volgen van de ademhaling heeft dan ook geens­zins de bedoeling het denken uit te bannen. En ook al leer ikdankzij een gedisciplineerd oefenen geleidelijk aan steeds lan­ger met mijn aandacht bij de adem te blijven, de werkelijke kunst van het zitten bestaat erin de spontane beweging, die in dit onbeweeglijke lichaam gaande is, te laten gebeuren. Juist het steeds weer opnieuw terugkeren naar het aandachtspunt van de ademhaling doet een helder weten ontstaan omtrent het complexe werken van mijn bewustzijn, denken genaamd.

Concentratie of aandacht komt niet van het denken, maar van het lichaam. Denken reikt niet verder dan het voornemen, de wil tot aandacht. Zijn eenmaal de voorwaarden gecreëerd - een geschikte plaats, de benodigde tijd, een behulpzame houding -dan dient het voornemen vergeten te worden, zodat het den­ken verschuift naar het punt van aandacht en daar geheel en al in opgaat. Het denken gedraagt zich daarbij als een peillood aan een touw dat ik precies boven een stip probeer te houden. De slingerbeweging komt pas tot rust als ik mijn hand en arm volsterkt onbeweeglijk weet te houden. De minste trilling doet het lood van de stip wijken. Hangt het er eenmaal boven, dan vereist het alsnog een specifieke inspanning het touw stil te houden. In zazen is het punt van aandacht het zittende, ade­mende lichaam. Door mij standvastig te richten op het lichaam wordt de slingerbeweging van het denken steeds kleiner totdat het tot rust komt en zich huisvest in mijn lichaam. Er is slechts fysieke aanwezigheid. Het lichaam heeft het denken overge-nomen.Tijdens het volgehouden verblijven binnen dit aan­dachtspunt, zelfvergeten en zelfverloren, geeft het denkende li­chaam mij te denken. Er wordt mij iets medegedeeld. 'Te mid­den van de stilte wordt er in mijn binnenste een geheim woord gesproken' (Meister Eckhart). Welk woord? Hier heerst alleen een luisteren.

Zazen is een kunst. Steeds opnieuw zoeken naar de juiste houding. Alle details van het zittende lichaam, de benen, de buik, de handen, de rug, het hoofd, de schouders, zo nauw­keurig mogelijk uitvoeren. Fysiek mijzelf, dit persoonlijke Ie- vensmoment, ten volle tot expressie brengen. In het ingespan­nen, opgerichte lichaam verzinken tot diep in de onderbuik. De inademing mij laten welgevallen. Een energievol wachten. De bewegingen van het denken door het vasthouden van het aandachtspunt uit zichzelf tot rust laten komen. Voor enige tijd woonachtig zijn in een fysiek niets. Een uiterste inspan­ning, tegelijk zo passief, zo ontvankelijk waken, alsof de bood­schapper mij op elk moment en vanuit elke richting kan nade­ren. Wakker blijven, zelfs als ik weet of vermoed, dat het nieuws mij misschien nooit zal bereiken. Dit kunstwerk van aandacht telkens opnieuw tot standbrengen, met al mijn stem­mingen, twijfels, bedenkingen en teleurstellingen, dat is de nimmer voltooide kunst van zazen.